16 April Hellen over het dagelijks leven in Botswana

21 april 2016 - Kasane, Botswana

We zijn nu ruim een week hier, in Botswana. Iets over dit land. Botswana ligt op een hoogvlakte (1000 meter) midden in het zuiden van Afrika; het grenst aan Zuid-Afrika, Namibië, Zimbabwe en Zambia. Het grootste gedeelte van het land bestaat uit de Kalahari-woestijn, hoewel we inmiddels weten dat het eigenlijk geen woestijn is, omdat er net iets teveel regen valt en er dus nog iets groeit. Vanuit het noordwesten stroomt de rivier de Okavangho het land in; de rivier kan geen kant op; het loopt dood in een eindeloze delta in de woestijn: een gebied zo groot als Zwitserland en bekend van BBC documentaires over kuddes olifanten, zebra’s, leeuwen en ander wild, aangetrokken door het water. Buiten de delta aan de zuidkant begint de woestijn weer. Botswana is verder erg droog. Het nationale woord is Pula, en betekent in het Tswana ‘laat het regenen’, dus synoniem met voorspoed. De lokale munt heet ook Pula (12 Pula= 1 euro) en Pula staat geschreven in het nationale wapen, samen met watergolfjes, twee zebra’s (elk land heeft een nationaal dier, ZA ia dat de springbok, in Namibië de gemsbok), een koe (veeteelt), sorghum (landbouw), en drie tandwielen (industrie). Ik zal een foto van het wapen van Botswana toevoegen.

Het land of beter gezegd de bevolking is arm, armoedig in onze ogen, maar het is een van de rijkste landen van Afrika, en een van de meest stabiele en democratische landen. Geen uitgestrekte slumps zoals we gezien hebben in Namibië en ZA. Het is onafhankelijk van Groot-Brittannië sinds 1966; dus al een aardig tijdje. Het is dun bevolkt met maar 2,2 miljoen inwoners. Het is zo rijk vanwege de vele grondstoffen (vooral diamant en koper; nu nog 30% van het nationale inkomen, maar het neemt wel af omdat er wereldwijd met mijnbouw steeds minder verdiend wordt) en het toerisme (toenemend aandeel). De natuur is geweldig: Botswana is het enige land waar olifanten en leeuwen nog  voorkomen buiten de nationale parken; dus écht in het wild. Olifanten kunnen hier nog een ravage aanrichten in een dorp en een leeuw gaat zich af en toe te buiten aan een koe, een geit of een ezel. De staat vergoedt schade aangericht door ‘wild’ en dat schijnt een van de redenen te zijn dat veel boeren zich niet meer zo genoodzaakt voelen om dichtbij het vee te blijven wonen en te beschermen. Ze trekken naar de dorpen en beheren de veestapel op afstand. Als er iets gebeurt met het vee proberen ze er een maximale vergoeding voor te krijgen. Volgens de (Duitse) eigenaresse van de camping een mooi voorbeeld van hoe goed de overheid in Botswana voor haar burgers zorgt en tegelijkertijd echt ondernemerschap ontmoedigt. Dit is een mooi voorbeeld hoe de Botswanen daar toch wel makkelijk mee omgaan en bevestigd worden in hun idee dat de overheid voor hen moet zorgen. Dit zijn slechts indrukken, die helaas wel vaak worden bevestigd.

We nemen vaak lifters mee die naar hun vee zijn geweest, en terugkomen met wat geitenmelk. Runderen, geiten en ezels zijn overal; overal langs de weg en het vlees hier is zeer goedkoop, goedkoper dan groenten (behalve flespompoe-nen, die zijn hier bijna gratis). Vleesexport is ook een belangrijke bron van inkomsten; door de manier van veeteelt kan het vlees binnen de EU verkocht worden als biologisch. Maar de controle op ziektes is een probleem. Het land is in sectoren verdeeld, met grote uitgebreide hekken en controleposten. We lazen in de krant dat er een buffel was losgebroken (buffels mogen niet in contact komen met vee vanwege de kans op mond-en-klauwzeer) en dat daarom op dit moment de export naar de EU is stilgelegd; een miljoenenschade.  

Veel mensen uit de dorpen zijn nog nooit in een wildpark geweest, zelfs niet als ze ernaast wonen. Het is gewoon te duur; het is voor de toeristen, uit ZA of van oversea, zoals wij. We logeerden in een camping in Khumaga, een dorpje van 1000 inwoners, dat grenst aan het Makgadikgadi National Park, en van daar uit hebben we een zogeheten ‘village walk’ gedaan. ’s Morgens om 9 uur werden we meegenomen door Azuel, die uit het dorp komt en nu 3 jaar – vanaf het begin - bij de Campsite/lodge van die Duitse dame werkt. De wandeling door het dorp was een van de activiteiten die de camping aanbood. Het was erg bijzonder en soms ongemakkelijk voor ons, maar Azuel moest daarom lachen. Hij vond het juist leuk om overal binnen te lopen, bij de medische post, het schoolhoofd, het politiebureau, de chief en de bakkerij. Inderdaad stond iedereen ons vriendelijk te woord, en ik geloof niet alleen uit beleefdheid, mensen hebben gewoon tijd. De Chief zit achter zijn bureau, portret van president Ian Kama achter zich en wat verkleurde ordners om zich heen. Hij lijkt het een eer te vinden om onze vagen te beantwoorden. Er volgen weinig wedervragen, waardoor het toch ongemakkelijk blijft. Alles bij elkaar was ik erg onder de indruk. Het is hetzelfde gevoel als ik had in New-York: je kent het van TV, maar het is toch anders om het zelf mee te maken. Ik zal wat indrukken opschrijven.

Azuel vertelde dat er in het dorp ruim 1000 mensen wonen vanuit 9 stammen (tribes), Tswana is voor de meeste mensen de tweede taal; en Engels dus de derde taal (Tswana en Engels zijn de officiële talen van Botswana). Sommige kinderen kunnen nog geen Tswana (of Engels) als ze naar school gaan. Onderling tussen de stammen is er wel enige discriminatie, maar lang niet zo sterk als het geval lijkt te zijn in Zuid-Afrika. Ook ‘gemengde’ huwelijken vormen geen probleem, aldus Azuel. Maar vermoedelijk is dit te rooskleurig.

We realiseren ons dat we tijdens zo’n village-walk veel te zien krijgen, maar dat we geen idee hebben hoe verhoudingen werkelijk liggen.

Azuel nam ons mee naar de gezondheidspost; een vierkant gebouwtje met twee kamertjes waar testen afgenomen kunnen worden voor HIV, TB en andere ziektes, medicijnen uitgegeven, zuigelingenzorg, jeugdzorg, counseling, alles bij elkaar. Er zijn overdag twee nurses, en eens per week komt er een dokter langs. Het lijkt alsof iedereen zo kan binnenlopen, maar er zullen nog wel veel taboes zijn, ondanks de folders over HIV en Aids en de gratis condooms, die je daar kunt halen. We lazen in de krant dat veel mannen zich laten besnijden omdat het tegen HIV zou beschermen, en dat de overheid daar nog veel te weinig actie op onderneemt.

Er zijn 240 kinderen op de lokale basisschool (op een dorp van 1000 inwoners), verdeeld over 8 klassen. Ze stonden juist allemaal netjes opgesteld in de brandende zon op het schoolplein om voetballen in ontvangst te nemen, die door Builders World (groot ZA bouwbedrijf) gratis aan iedere klas werden uitgedeeld; twee per klas. Het schoolhoofd hield een (te lange) toespraak, de kinderen moesten zingen en klappen en het was een hele vertoning voor een paar voetballen. Daarna kregen ze lunch, maïspap. De klaslokalen zagen er mooi uit, de kinderen ook, de meeste in uniform, en wat zijn ze hier nog braaf!! Er werd gesuggereerd dat we een donatie aan de school konden doen, dat leek ons een mooie en directe manier waarop we wat konden bijdragen aan het dorp en het ongemakkelijke gevoel wat wegnemen (afkopen), dus dat hebben we gedaan, maar de Duitse eigenaresse zei later dat ze het niet zou doen; er wordt (in het algemeen) zo vaak gevraagd om donaties van de overheid, buitenlandse organisaties of toeristen, maar uiteindelijk wordt er met het geld te weinig gedaan. In dezelfde school is op verzoek een volledig ingerichte luxe keuken gedoneerd, maar de kinderen krijgen nog steeds elke dag maïspap en een groot deel van de keuken wordt volgens haar nooit gebruikt. Een probleem wat natuurlijk in het groot aan alle ontwikkelingshulp kleeft. 

Als de basisschool-leerlingen te ver weg wonen, komt de moeder of een oudere zus door de week in het dorp wonen; in het weekend gaan ze naar huis. Als ze op de middelbare school zitten (in het grotere dorp 40 km verder, gaan de kinderen intern).

Het politiebureau vond ik schokkend, zo primitief. Veel blingbling op de uniformen en  een totaal verouderde omgeving: versleten stoelen, loszittende stopcontacten, losse kabels, geen internet. Drie agenten die in een ruimte maar een beetje zitten te niksen; te klooien met hun mobieltjes. Het pleintje voor het bureau was geweldig, een enorme boom waaronder de dorpsraad bijeenkomt, en waar ook rechtgesproken wordt.  Het gekozen dorpshoofd zat in het kamertje ernaast; in een  opvallend, maar versleten wit pak; daar hebben we ook nog een bezoekje afgelegd; ik weet niet eens meer waar het over ging. Hun Engels is toch wel erg beperkt (mijne inmiddels niet meer!) en wat er gezegd is, heeft toch minder indruk gemaakt dan ik met eigen ogen heb gezien. Ik zal wat foto’s toevoegen, hoewel ik er niet veel gemaakt heb.

Foto’s